In onze familie werd, zo lang als ik me herinner, een vervaagde kopie van een uitgetypt handschrift bewaard. Een kopie uit de eerste jaren van de kopieermachine, waarvan de inkt langzaam verbleekte en steeds moeilijker leesbaar werd. In de loop van de jaren werd ik steeds nieuwsgieriger naar dat de geschiedenis van dat document. Wat was het precies, waar kwam het vandaan en wie had het geschreven?
Het ging om een heel stapeltje papier, tientallen pagina’s, vol met gegevens over verschillende boerenfamilies in Herwijnen. Ik wist natuurlijk niet of alle namen en jaartallen klopten, maar duidelijk was dat de oudste gegevens betrekking hadden op mensen die in het begin van de zeventiende eeuw leefden. Mensen van bijna vier eeuwen geleden dus. Kon het handschrift dat ten grondslag lag aan de kopie die wij in onze familie bewaarden zo oud zijn?
In de loop van de jaren heb ik het spoor van dat document gevolgd, steeds verder terug in het verleden. Het werd een fascinerende zoektocht. Soms duurde het even voor een puzzelstukje op zijn plaats viel. Soms dacht ik er ook jarenlang niet aan. Maar dan gebeurde er weer iets waardoor ik aan het handschrift herinnerd werd, of waardoor ik ineens een stapje verder kwam op de weg naar de bron.
Hoe de erfenis van Engel van Zee mij al 25 jaar bezighoudt
Het spoor begon bij mijn moeder, die een afschrift van het document had gekregen van haar oom Lambertus van Zandwijk (1882-1976). Hij was de man die verantwoordelijk was voor het uittikken en vermenigvuldigen van een manuscript dat hij van zijn ouders geërfd had. Hij was evenwel al overleden toen ik hem wilde vragen hoe het precies zat. Maar zijn kinderen hielpen me op weg. Zij lieten me het oorspronkelijke handschrift zien en ik mocht er zelfs een kopie van maken. Dat zette me op het spoor van de eigenlijke auteur: Engel van Zee (1775-1868), de grootvader van Lambertus van Zandwijk. Mijn betovergrootvader.
Engel van Zee werd voor mij hét gezicht van de familiegeschiedenis, omdat zijn foto – met hoed en wandelstok – het alleroudste portret is dat bij ons in de familie bewaard wordt. Waarschijnlijk gemaakt in de periode dat verschillende van zijn kinderen naar Amerika emigreerden. In die tijd, halverwege de negentiende eeuw, ging het slecht met de landbouw in Nederland: aardappelziekte, mislukte oogsten, muizenplagen, economische crisis – en dan ook nog problemen in de kerk. Geen wonder dat veel boeren besloten om hun geluk aan de overkant van de oceaan te beproeven. Vier van Engels zeven volwassen kinderen vertrokken tussen 1847 en 1853 met hun gezinnen naar Amerika, waar ze (samen met anderen) onder leiding van de afgescheiden predikant H.P. Scholte de kolonie Pella in Iowa stichtten.
Het verklaart waarom Engel als oude man naar de stad is gereisd om een portret van zichzelf te laten maken volgens de (in zijn tijd) supermoderne uitvinding van de fotografie. Misschien zelfs twee keer, want er bestaan twee verschillende foto’s van hem. Op de ene lijkt hij iets jonger dan op de andere, al scheelt het niet veel. Die portretten, vermoedelijk rond 1850 gemaakt, zijn waarschijnlijk de oudste foto’s die er van iemand uit Herwijnen bestaan.
Het ligt voor de hand dat Engel een afdruk van die foto’s aan zijn vertrekkende kinderen heeft meegegeven, samen met een afschrift van zijn boekje over de familiegeschiedenis. Een en ander is ook aan de overkant van de oceaan goed bewaard gebleven: in 1922 werd Engels portret afgedrukt in een herdenkingsboek van de kolonie Pella (zie afb. 2).
Generaties lang bleef het handschrift bewaard in het huis De Nooteboom
Zelf is hij intussen nooit in Amerika geweest, voor zover ik heb kunnen achterhalen. Hij bleef achter in Nederland, bij zijn andere kinderen en kleinkinderen, en overleed op hoge leeftijd in het huis De Nooteboom in Herwijnen, het huis waar voor en na hem vijf generaties van zijn familie hebben gewoond. In dat huis bleef zijn handschrift bewaard – je kunt je voorstellen hoe hij daar tijdens zijn leven aan heeft gewerkt door oude papieren uit te zoeken en netjes over te schrijven. Hij was zijn halve leven weduwnaar, hij heeft misschien troost gezocht in de familiegeschiedenis, net als zijn overgrootvader vóór hem.
Het spoor van het handschrift liep namelijk niet dood bij Engel van Zee, het ging nog drie, vier generaties verder terug. Het eindigde uiteindelijk bij de schrijvende boer Arien van Rijckhuijsen (1671-1750), die later de hoofdpersoon zou worden van mijn boek De hoeve en het hart. Hij staat aan het begin van de hele traditie. Hij was de eerste die een soort stamboom voor de familie samenstelde.
Maar Arien schreef nog veel meer dan dat. De vele brieven die hij aan zijn zoon, de achttiende-eeuwse stadsbode en genealoog Gijsbert van Rijckhuijsen (1707-1771) stuurde, vormen een rijke bron voor de ideeën- en mentaliteitsgeschiedenis van het platteland. Vandaar dat de speurtocht naar de bronnen van onze familiegeschiedenis voor mij veel meer opleverde dan alleen maar namen en jaartallen en genealogische overzichten. In brieven en verhalen vertelden mijn verre voorouders over hun leven. In hun eigen woorden. Die documenten lezen – dat is een ervaring die met weinig andere te vergelijken is. Alsof je het verleden kunt aanraken. Alsof de sluier die over de gebeurtenissen van vroegere eeuwen hangt, doorzichtig wordt. Alsof je de stem van zo’n verre voorvader even kunt horen.
De vondst van de brieven van Arien en Gijsbert van Rijckhuijsen zorgde ervoor dat de hele speurtocht uiteindelijk tot verschillende publicaties kon leiden: niet alleen De hoeve en het hart, maar ook verschillende artikelen over regionale geschiedenis, bijvoorbeeld over het Huis te Hellouw en de familie Roosa.
Maar vandaag wil ik de schijnwerper vooral zetten op het oudste artikel dat ik over mijn zoektocht naar de familiegeschiedenis schreef. Omdat het nu precies 25 jaar geleden is dat dat artikel in het blad Gens nostra verscheen, onder de titel ‘Genealogie in Herwijnen: de geschiedenis van een handschrift’. Omdat dat het artikel is waarmee alles begon.
31 maart 2023