Komende week houd ik, voorlopig, de laatste lezing over De hoeve en het hart. In Haaften, op woensdagavond 25 oktober, voor de Historische Kring West-Betuwe (hier meer informatie). Het is in elk geval heel passend om de lezingencyclus te mogen afsluiten in de regio waarin het boek zich afspeelt!
Het is nu vier jaar geleden dat De hoeve en het hart verscheen, en inmiddels heeft iedereen die het verhaal erachter wilde horen, de kans wel gehad denk ik. Bovendien: het is niet zo dat ik het nooit meer vertellen zal. Het zal alleen anders zijn als ik óók een roman over dezelfde tijd en hetzelfde dorp geschreven heb. Het is geweldig om met grotendeels hetzelfde materiaal nu een heel ander boek te kunnen maken. Daardoor ontdek ik ook weer nieuwe dingen, en leer ik de 17e-eeuwse boeren uit de Tielerwaard nog beter kennen. Tenminste, dat denk ik.
Eigenlijk begon dit verhaal ongeveer dertig jaar geleden al, toen ik voor het eerst de brieven van Arien en Gijsbert van Rijckhuijsen ontdekte. Daarover heb ik in dit artikel uitvoeriger geschreven.
Het heeft lang geduurd voordat ik het eindelijk aandurfde om ermee aan de slag te gaan
Ik studeerde toen nog, maar zelfs toen dacht ik al: iemand zou die brieven eens goed moeten bestuderen en er dan een boek van maken, van het leven in zo’n dorp, op zo’n boerderij. Maar zelf zag ik dat toen helemaal niet zitten. Ik wist niet hoe ik al die rommelige en soms ook onbegrijpelijke verhalen uit de briefwisseling moest ordenen. Hoe je daar een rode draad in kon vinden, hoe je er een samenhangend boek van kon maken.
Het heeft lang geduurd voordat ik het eindelijk aandurfde om ermee aan de slag te gaan. Zes jaar heb ik gewerkt aan De hoeve en het hart. Maar ook daarin kon ik lang niet alle verhalen kwijt die ik gevonden had. Vandaar dit nieuwe project: een roman schrijven over een historische moordzaak, uit 1676, tegen de achtergrond van de boerenwereld die ik in De hoeve en het hart beschreven heb.
Het zijn twee verschillende manieren van werken, twee verschillende manieren van omgaan met het verleden. Voor een historische studie moet je je hoofdpersonen kunnen vergelijken met anderen, je moet weten hoe representatief ze zijn en hoe hun leven past in het veel bredere panorama van de 17e eeuw. Anders wordt zo’n boek niet meer dan een verzameling anekdotes.
Je moet weten wat er op een dorpskermis te beleven viel, of hoe een boerin een kip slachtte
Maar bij een roman werkt het anders. Dan moet je om te beginnen heel andere dingen weten, veel concreter. Wat er op een dorpskermis te beleven viel, welke woorden een 17e-eeuwse predikant op de kansel gebruikte, hoe een boerin een kip slachtte. Of, heel ingewikkeld: hoe laat de mensen opstonden en naar bed gingen, of welke routes ze gebruikten als ze van de ene plaats naar de andere wilden.
Dan heb ik het trouwens alleen nog maar over het onderzoek, de dingen die je weten wilt voordat je het verhaal kunt gaan schrijven. Het schrijven zélf is bij fictie ook volledig anders dan bij non-fictie. De stijl is anders, de opbouw is anders, het perspectief is anders en vooral: je moet veel meer werken vanuit de plot en de personages.
Kortom, het lijkt me leuk om daar in de toekomst verder over na te denken, en wie weet kan ik dan een nieuwe presentatie maken waarin ik het oude verhaal vertel, maar daarnaast ook verder inga op de verschillen tussen het schrijven van historische fictie en non-fictie. Alles bij leven en welzijn.
Maar zo ver is het nu nog niet. Op het moment heb ik even een lezingenstop, omdat ik nu keihard moet werken aan de afronding van mijn roman, en pas daarna ben ik weer beschikbaar voor lezingen. Alleen in Haaften is er dus volgende week nog één kans om de lezing over De hoeve en het hart te horen. Op woensdag 25 oktober, om 20.00 uur in de Burcht van Haeften. Hier vind je meer informatie.
21 oktober 2023